Eponiemen

in de orthopedische chirurgie

M.P. Somford

Ziekte van Ollier

Het origineel

Tijdens een bijeenkomst van de chirurgievereniging van Lyons in 1897 presenteerde Ollier een meisje van 6 jaar met afwijkingen aan haar onderarm en dij. Daarnaast had ze meerdere zwellingen aan de vingers. Bij een ander meisje had hij radiolucente gebieden ontdekt in de diafyse van haar lange pijpbeenderen. Dit resulteerde in een publicatie over, wat hij noemde, dyschondroplasie.1 Na zijn dood kwamen er meer casusbeschrijvingen en kwam de term Ziekte van Ollier in zwang.

De man

Louis Xavier Édouard Léopold Ollier (2 december 1830-26 november 1900) werd geboren in Les Vans, een departement van de Ardèche. Na een studie Natuurwetenschappen ging hij in 1851 werken in het ziekenhuis van Lyon. Zijn doctoraat verkreeg hij in 1857 in Parijs om vervolgens in 1860 chirurg te worden in het Hôtel-Dieu in Lyon. Hier werd hij in 1877 professor in de klinische chirurgie. Zijn interesse lag met name bij de bot- en gewrichtsaandoeningen. Ollier deed onderzoek naar het regeneratievermogen van periost en ontwikkelde nieuwe chirurgische technieken, waaronder een huidtransplantatietechniek (Ollier-Thiersch graft). De binnenste laag van het periost waar de osteoblasten zich bevinden, wordt soms ook wel ‘Laag van Ollier’ genoemd. Tijdens de inval van Duitsland in Frankrijk in 1870 zorgde Ollier voor de gewonden en ontwikkelde een techniek van resectie om amputatie te voorkomen. Dit bracht hem internationale bekendheid. Het museum van pathologie en anatomie in Lyon is naar Ollier vernoemd.2

Figuur 1. Louis Xavier Édouard Léopold Ollier.4

De klinische implicatie De ziekte van Ollier is een diagnose die het vaakst gesteld wordt tijdens de eerste tien levensjaren. De presentatie bestaat uit meerdere asymmetrische zwellingen die meestal unilateraal zijn. Hierdoor ontstaan deformiteiten en verschil van lengte van armen of benen. Tot op heden is er geen erfelijkheid aangetoond. De diagnose wordt gesteld op basis van radiologiebeelden en klinische afwijkingen. Dit wordt vervolgens bevestigd via histologie. Bij enchondromen bestaat een kleine kans op maligne ontaarding, maar in het geval van de ziekte van Ollier loopt deze kans op tot 35%. Om deze reden is het nodig patiënten met deze aandoening levenslang te volgen. In het geval van maligne ontaarding, pathologische fracturen en groeistoornis kan een chirurgische interventie nodig zijn.3

Figuur 2. Ollier van de hand.5

Referenties 1. Ollier L. De la dyschondroplasia. Bull Soc Chir (Lyon) 1899;(3):22. 2. Beighton P, Beighton G. The Man Behind the Syndrome. Berlin Heidelberg: Springer Verlag; 1986. 3. Singh S, Dhingra M, Verma A, Moger NM, Raja BS. Ollier’s Disease - Rare Presentation of the Rare Disease. J Orthop Case Rep 2021;11(11):31–3. pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/35415112/ 4. Wikipedia, publiek domein 5. radiopaedia.org